Aandacht voor Conflicten in Nederlandse Media: de Grove Onbalans Tussen Israël en Tigray

Duizenden krijgsgevangen Ethiopische soldaten worden door de Tigrese troepen door de regionale hoofdstad Mekelle gemarcheerd (Bron: BBC/Joophotographer)

Israël en de Palestijnen. Iedereen en z’n grootmoeder heeft er een mening over, denkt het bij het juiste eind te hebben en zodra daar iets gebeurt staat de Westerse media vol met aandacht. Beelden, verhalen, achtergronden en opinie zijn niet van de krantenpagina’s en sociale media te slaan als het geweld daar weer opvlamt. Zeker niet onterecht en natuurlijk ook begrijpelijk om meerdere legitieme redenen. Toch stoorde ik me aan de hoeveelheid aandacht die uitging naar de meest recente opvlamming, in mei van dit jaar. De reden? De oorlog in Tigray.

De oorlog in Tigray was in diezelfde mei namelijk zeven maanden oud. Zeven maanden oorlog met hartverscheurende effecten: meer dan 1,7 miljoen Tigreërs gevlucht uit hun huis naar andere delen van Tigray, vele grove mensenrechtenschendingen (waaronder genocidale) door Ethiopische en Eritrese troepen, massaverkrachtingen, tienduizenden doden, zorgen over Eritrese vluchtelingen die mogelijk door het Eritrese leger ontvoerd zijn naar Eritrea, gebruik van hongersnood als wapen, en in de hele regionale staat een groot gebrek aan voedsel, medicijnen en andere noodzakelijke middelen. Tigreërs leven in de hel op aarde.

Toch bleef de aandacht die de Nederlandse media gaf aan deze oorlog zwaar tekort naar mijn gevoel. Dit gold helemaal als je het vergeleek met de aandacht voor dat mei-conflict tussen Israël en de Palestijnen. Wekenlang was het voorpaginanieuws en de verontwaardiging bij zowel pro-Israël als pro-Palestina was groot, met als piek toen Israël een geëvacueerd gebouw met daarin kantoren van internationale media bombardeerde, naar eigen zeggen omdat Hamas uit het gebouw opereerde. Natuurlijk ligt dat gevoelig, zeker voor journalisten, maar een vooraf aangekondigd bombardement met nul doden staat nou niet echt in verhouding met de oorlog in Tigray: een maandenlange oorlog waarin de meest vreselijke dingen gebeuren die vervolgens door een federale overheid stilgehouden wordt middels het afknijpen van alle communicatie uit de regio, een verbod voor journalisten om het gebied in te gaan en het intimideren/arresteren van lokale journalisten.

Enigszins verontwaardigd door de (door mij vermeende) aandachtsongelijkheid tussen deze twee conflicten stelde ik tegen een vriend enigszins hyperbolisch dat het Israelisch-Palestijnse mei-conflict in een maand meer media-aandacht gekregen had dan de oorlog in Tigray in zeven maanden. In deze analyse ga ik deze uit emotie geboren claim empirisch onderzoeken middels een niet per se diepgravend of uitgebreid kwantitatief onderzoek dat hopelijk wel een duidelijke indicatie geeft.

De opzet

Ik besloot om gezien de tijdsbeperking het onderzoek simpel te houden. De Nederlandse nieuwsbronnen die ik meegenomen heb zijn de websites van NOS, Volkskrant, Trouw, NRC Handelsblad, Telegraaf, Nederlands Dagblad, nu.nl en het Financieel Dagblad. Hieruit heb ik het aantal artikelen geteld van drie onderwerpen en verwerkt in drie datasets:

  1. Oorlog Tigray, november 2020 t/m mei 2021 (zeven maanden, zoekwoord “Tigray”)
  2. Conflict Israel/Palestijnen, eind april t/m mei 2021 (iets meer dan een maand, zoekwoord “Israël”)
  3. Operatie Alula, juni t/m half juli (zes weken, zoekwoord “Tigray”).

De keuze voor de eerste twee datasets heeft niet veel uitleg nodig. De eerste tekenen van de opvlamming in Israël waren eind april waar te nemen en was tegen eind mei weer afgelopen (artikelen rond de Israëlische kabinetsformatie heb ik in deze dataset niet meegeteld). De oorlog in Tigray begon in november 2020 en na mei brak er een nieuwe fase aan, welke ik apart verwerkt heb in dataset 3: Operatie Alula (dat ergens in juni begon). Deze operatie was een tegenoffensief van de TDF (het Tigrese leger) om in de laatste weken voor de regenmaanden grote verliezen toe te brengen aan de ENDF (het Ethiopische federale leger) en EDF (het Eritrese leger), waar mogelijk gebied te bevrijden en hun positie te versterken. De reden dat ik deze dataset erin gezet heb is dat het een merkbaar andere fase is van de oorlog en dat er deze weken enorm veel nieuwswaardige dingen gebeurde, te denken valt aan de schokkende bevrijding van Mekelle (de hoofdstad van Tigray), de duizenden ENDF-krijgsgevangenen die de TDF door de straten van Mekelle marcheerden en de sterk toenemende zorgen rond de hongersnood. Al deze zaken waren in principe voorpaginanieuws.

Resultaten en analyse

In de eerste grafiek heb ik de resultaten weergegeven in een overzicht van de meegenomen Nederlandse media.

Uit deze grafiek wordt wel duidelijk dat de hyperbolische stelling waar ik dit artikel mee begon zowaar empirisch correct blijkt. In de grafiek zien we dat geen enkele Nederlandse nieuwsbron in zeven maanden meer aandacht besteed heeft aan de oorlog in Tigray dan in een maand aan het mei-conflict in Israël. De enige nieuwsbron die in de buurt komt is de NOS.

Om de grove aandachtsongelijkheid tussen de onderwerpen nog even extra duidelijk te maken heb ik twee cirkelgrafieken gemaakt: de een geeft het totaal aantal artikelen weer per onderwerp (grafiek 2), de ander het maandgemiddelde (grafiek 3).

De grote vraag is natuurlijk waarom deze aandachtsongelijkheid bestaat. Puur kijkend naar de cijfers zou de oorlog in Tigray namelijk veel meer aandacht moeten krijgen: het duurt langer, er zijn meer slachtoffers, veel meer mensen lopen levensgevaar, de dingen die gebeuren zijn tegen elk internationaal recht en de consequenties zijn groter (de kans dat Ethiopië, een land met 112 miljoen inwoners, compleet instort is groot).

NOS-correspondent Elles van Gelder reisde na eindelijk een journalistenvisum gekregen te hebben af naar Tigray en noemde de oorlog in haar Nieuwsuur-reportage een “verborgen oorlog”. Ze suggereerde dat het gebrek aan verslaggeving een resultaat was van de afgeknepen telecommunicatie uit Tigray en dat journalisten geen toegang kregen. Hoewel die laatste twee zaken kloppen en zeker meegespeeld hebben, lekken er sinds de start van het conflict ook meer dan genoeg verhalen uit de regio. Ik volg deze oorlog al vanaf het begin en aan een gebrek aan materiaal kan het niet echt gelegen hebben.

Vooralsnog vermoed ik dat de reden van de aandachtsongelijkheid komt door een combinatie van overinteresse van het bredere Westerse publiek in het emotionele onderwerp “Israël, de Palestijnen en de Arabische wereld” (een onderwerp waar iedereen al een mening over heeft), desinteresse van dit publiek in Sub-Sahara Afrika (met onderwerpen waar niemand nog een mening over heeft), en beperkte middelen van de Nederlandse journalistiek. Zo heeft de NOS bijvoorbeeld alleen de eerdergenoemde Van Gelder als vaste Afrika-correspondent om het gehele reusachtige continent te bestrijken (1,2 miljard mensen). Ze zat rond de start van Operatie Alula in Ethiopië, wellicht nog in Tigray, maar sinds haar Nieuwsuur-reportage van 9 juni (en een repost hiervan op de nos.nl site op 19 juni) hebben we alleen een artikel over Zimbabwe (4 juli) van haar hand gezien. Het NOS-artikel over de nepwapenstilstand (29 juni) werd becommentarieerd door correspondent Koert Lindijer, een voorzover ik begrijp freelance correspondent voor NOS en NRC Handelsblad gebaseerd in Kenia.

Maar zelfs als deze nattevinger-analyse over de “waarom”-vraag klopt, verklaart met name het gebrek aan middelen nog niet helemaal het gebrek aan aandacht. Buitenlandse media als CNN, AFP, The New York Times hebben met regelmaat ook aandacht besteed aan deze oorlog. AP-journalisten interviewden al in de eerste weken na de oorlog Tigrese vluchtelingen in de Soedanese vluchtelingenkampen en AFP-journalisten wisten in de derde week al via de Soedanese grens Tigray in te geraken (wat daarna helaas een stuk moeilijker werd). Ik ben niet bijzonder bekend met het internationale medialandschap of hoe dat precies werkt tussen verschillende media, maar ik kan me niet voorstellen dat er niet iets te regelen valt dat de NOS verslag doet over dit soort verslagen van buitenlandse media. “Journalisten van AFP/NYT/CNN…” etc. Toch zijn bijvoorbeeld de opzienbarende reportages van Nima Elbagir, een correspondent van CNN die in maart in de Soedanese vluchtelingenkampen verkrachtingsslachtoffers interviewde en in mei eenzelfde reis in Tigray maakte als Van Gelder in juni zou doen (en tegen ongeveer dezelfde dingen aanliep), voorzover ik kan zien niet genoemd in de Nederlandse media.

Daarom vermoed ik dat het antwoord op de “waarom”-vraag er naast een van een gebrek aan middelen ook een is van een gebrek aan wil en interesse; niet alleen van het publiek, maar ook van de media. Te ver van ons bed (slecht lokaal relevant te maken) en te complex om het simpel uit te leggen of gemakkelijk een mening over te hebben, zelfs als om grove mensenrechtenschendingen en hongersnood gaat.

En hé, die gekke Trump, het EK Voetbal en de Olympische Spelen moeten ook allemaal aandacht krijgen.